Recepten met schorseneren

Schorseneren

Oorspronkelijke versie: 11 december 2008. Volledig herzien: 10 februari 2024

Leestijd: 20 minuten, maar dan weet je ook alles

Inhoudsopgave
Schorseneren, eigen oogst

Scorzonera hispanica

Schorseneer, schorseneel, grote schorseneer, keukenmeidenverdriet, huisvrouwenleed, armeluisasperge, winterasperge, adderkruid (Nederlands); Schwarzwurzel, Skorzoner Wurzel, Vipernwurzel, Schötzenmiere, Garten-Schwarzwurzel, Spanische Schwarzwurzel, Echte Schwarzwurzel, Schlangenmord (Duits); black salsify, Spanish salsify, serpent’s root, mock oyster, coconut root (Engels); scorsonère d’Espagne, scorzonère, salsifis noir, ecorce noir (Frans); scorzonera (Italiaans); salsifi negro (Spaans)

Plant

De schorseneer lijkt op de haverwortel (boksbaard, blauwe morgenster). Deze plant, die ook wel witte schorseneer wordt genoemd, is van een heel ander geslacht: Tragopon poriifolius. Wel in de composietenfamilie.

schorseneren plant
Plant – foto: Goldlocki, Wikimedia Commons

Het is een winterharde vaste plant, 60-125 cm hoog. In het eerste jaar maakt het een lange, vingerdikke wortel, het tweede jaar en jaren erna vindt vooral bloei plaats. Als cultuurgewas is de schorseneer eenjarig. De wortel is tussen 3 en 4 cm dik en wordt tussen 30 en 50 cm lang. De zwarte – eerder donkerbruin – schors geeft bij beschadiging kleverig, bitter melksap af. Het oxideert snel en wordt dan bruin. Het blad is enkelvoudig, behaard, gaafrandig,
lang en smal.
Schorseneren telen is niet iets voor hen die een ongeroerde grond wensen. de wortels moeten worden uitgegraven om breken te voorkomen.

Het geslacht Scorzonera kent meer dan honderd soorten. Waaronder de S. hispanica, waar het ons om gaat. En die kent zeven ondersoorten, die doorgaans geografisch zijn gerelateerd:

  • S. hispanica subsp. asphodeloides (lange smalle bladeren)
  • S. hispanica subsp. glastifolia (eironde, langwerpige of ancetvormige bladeren)
  • S. hispanica subsp. coronopifolia
  • S. hispanica subsp. crispatula
  • S. hispanica subsp. hispanica
  • S. hispanica subsp. neapolitana
  • S. hispanica subsp. trachysperma

Van de eerste twee worden de schorsenerenwortels geteeld. En we noemen hier voor de goede orde ook de soort Scorzonera humilis, de kleine schorseneer, die in Nederland in het wild voorkomt, onder andere op de Veluwe en in Drenthe, en inmiddels een zogenaamde Rode Lijst-plant is [16].

Uit: Volledig Handboek Groententeelt, Fred. Burvenich, Vader, 1907

Naam

Vroeger veronderstelde men dat de schorseneer tegengif was voor een beet van de adder. En toen en nu kopieerden wetenschappers elkaar teksten soms blindelings: de etymologie van de naam scorzonera is zo duidelijk, dat het onbegrijpelijk is dat men meent dan de naam komt van escorso, dat adder in het Spaans zou betekenen. Maar die heet vibora. Nu en toen ook. Doch het Catalaans kent escurçó voor adder en het woord escurçonera is daarvan een afgeleid. Scorzonera kan dus wel een verbastering van dat Catalaanse woord zijn. Maar dit is zeer vermoedelijk valse etymologie, gebaseerd op de fabel van Mattioli: een verhaal over een Afrikaanse tot-slaaf-gemaakte in Catalonië, die zag dat plukkers in het veld werden gebeten door adders. Hij herinnerde zich een kruid dat ze in Afrika als tegengif gebruikten en vond dit ook in het veld. Zo redde hij de levens van de plukkers. Daarom werd het kruid scorzonera genoemd, naar de adder [12]. Uijlkens heeft het over een Moor, die in Afrkika zijn wetenschappelijke opleiding ontving.
Maar volgens ons is ‘zwarte schil’ het meest aannemelijk, afgeleid van het Italiaanse scorzo nero of scorza nera/negra [11] [14] [23]. Maar volgens [13] komt het van het Italiaanse scorzone, dat zwarte giftige slang zou betekenen. (Als je echter met Google op ‘scorzone site:.it’ zoekt, vind je louter afbeeldingen van truffels.)
Hispanica verwijst naar Spanje.

Akker in Beieren – foto: Goldlocki, Wikimedia Commons

Historie

De schorseneer is een wilde plant in Europa, die zich vanuit Spanje, via Zuid-Frankrijk naar Duitsland heeft verspreid, tot in de Kaukasus en zelfs Siberië. Het kan als cultuurgewas van Spanje/Catalonië naar Italië zijn gekomen (delen van het huidige Italië waren immer lange tijd Spaans) en van daaruit naar Frankrijk en Duitsland [23]. Mogelijk is het hier en daar uit de cultuurgewas verwilderd [6] [10]. Maar de herkomst kan nog van verder komen: uit West-India, via Mauritanië, zegt [15]. Dat was 1618 en toen had men een ander beeld van de wereld. Feit is wel dat er soorten van het geslacht Scorzonera in Afrika voorkomen. De schorseneer was bij de Romeinen en Grieken niet bekend. Haverwortel daarentegen wel. Die komt uit hun regio.

Je zou zeggen dat het een oude groente is, maar niets is minder waar. Pas in de zeventiende eeuw is men het als een groente gaan telen. Daarvoor was het gebruik louter als heilzaam kruid.

Son histore commence au XVIe siècle” (zijn geschiedenis begint in de zestiende eeuw) [12]. Botanici in de zestiende eeuw en eerder noemden schorseneer, soms, en dan alleen als een wilde of geneeskrachtige plant. Olivier de Serres vermeldt de schorseneer niet in zijn boek Théatre d’Agriculture, dat in 1600 verscheen, wel de haverwortel [11]. Zeventien jaar eerder verscheen De Plantis (1583) van Andrea Cesalpino, en daarin staat een halve pagina de haverwortel (dat die in Italië als groente wordt verkocht) en kort daarachter een hele pagina over Scorzonera.

Zestiende eeuw

Op basis van alle (oude) werken die we hebben doorgenomen, mogen we concluderen dat de schorseneer pas na 1600 als groente in cultuur werd gebracht.

Arts en botanicus Pietro Andrea Mattioli zou de eerste zijn die de schorseneer in een boek heeft beschreven, en wel in zijn Commentarii (1554-1558) [12]. Het wordt ook vermeld in Mattioli’s Kreutterbuch van 1586.

Carolus Clusius vertoefde van 1553 tot 1588 in Pannonië (grensgebied huidige Oostenrijk en Hongarije) en beschreef de daar voorkomende planten in ‘Rariorum aliquot stirpium, per Pannoniam, Austriam, & vicinas quasdam provincias observatarum historia‘ (1583). In zijn Rariorum plantarum historia uit 1601 staan maar liefst elf soorten of variëteiten schorseneren.

Het eerste Cruijdeboeck (later heet het Cruydt-Boeck) van Rembert Dodoens kwam uit in 1554. Daarin staat geen schorseneer. In Dodoens’ Cruydt-Boeck (1618 – herizoen door François van Ravelingen) staat ‘Van Scorzonera, / dat is Addercruyt.’ De eerste zin luidt: “Bij het geslacht van Bocxbaert moet oock gerekent worden het gewas dat in Spaegnien Scurzonera oft Scorzonera genoemt wort.” De haverwortel, boksbaard, was in die tijd een bekende groente. In het bijvoegsel maakt hij enig onderscheid: bij de schorseneer verdwijnt de wortel niet na een jaar “maer langen tije int leven blijft.” En hij vermeldt dat schorseneer in Frankrijk, Engeland, Nederland en Duitsland geteeld wordt uit Spaans zaad. Hij ziet onderscheid tussen de Spaanse en de Oostenrijkse schorseneer. Dodoens refereert met enige regelmaat aan Carolus Clusius. Die publiceerde in 1571 een werk over Spaanse planten, waarin de schorseneer vreemd genoeg niet is vermeld, terwijl het een zeer talkrijk voorkomende plant is [12].

Voor wat betreft de verspreiding (Plaetse) zegt Dodoens dat het vooral in de bergen van Spanje, op vochtige donkere en broekachtige plekken groeit. “Men vintse oock in Duytschlant, te weten in Duringerlant (Thüringen) en oock in Bohemen [….]”

En ook Dodoens verklaart de naam uit het Spaans, waar adder Scurzo zou heten. “Bij de Hoog Duytschen en de elders en heeftet geenen eygen naem gecregen: daarom sullen wij ons met den naem Scorzonera, dat is Addercruyt lijden.”

Vrolijk

“De wortel van Scorzonera, gecnauwt ende gegeten, is seer goet om den mensche vrolijck te maken ende alle droefheydt ende swartmoedichheyt te vertragen,” aldus Dodoens

Leonhard Rauwolf reist door de Levant (onder andere Libanon, Syrië) en beschrijft in zijn ‘Aigentliche beschreibung des Raiß, so er vor diser zet gegen Auffgang inn die Morgenländer fürt, nemlich Syriam, Iudaeam […]‘ (1583)  wat hij aantreft. Hij is arts, dus ook – of: zeker! – groenten en fruit. In de tuinen en op de markt (dat Batzar heet) van Halepo (Aleppo) vindt hij schorseneer, die lokaal Corton wordt genoemd en van  Rauwolf de Latijnse naam Serptentina Viperina krijgt [5] [9].

schorseneren
Schorseneer – uit: Flora von Deutschland Osterreich und der Schweiz van Prof. Dr. Otto Wilhelm Thome (1885), Wikimedia Commons

John Gerard heeft het in zijn The Herball (1597) over Vipers-grasse die in het Latijn doorgaan onder de namen Viperaria en Scorzonera. Hij vermeldt vijf variaties, de Common Vipers-grasse (addergras/-kruid) noemt hij in het Latijn Viperaria, fine Scorzonera Hispanica. Hij onderscheidt onder andere ook Austrian Vipers grasse (Viperaria Pannonica) die brede bladeren heeft en Hungaru Vipers grasse (Viperaria angustifolia elatior). Hij beschrijft ze louter als heilzaam. Grappig is dat hij vaststelt dat de adder niet in Engeland voorkomt, hoewel…. Voorts schrijft hij in hoofdstuk 33, getiteld ‘Of Clusius Haukeweedes’ dat er overeenkomsten bestaan tussen Clusius’ havikskruid en sommige schorseneren.

Het wordt in de zestiende eeuw door de artsen botanici wel beschreven maar eerder als heilzaam gewas dat als groente.

Achttiende eeuw

Nadat de wilde plant scorzonera lange tijd als heilzaam middel is gebruikt – hoewel de arts Conrad Gessner schreef dat hij het in zijn tuin had [5] – , begint rond het jaar 1700, plus of min een paar decennia, de teelt als groente [8]. 1660 stelt [23]. [28] somt een reeks auteurs (1683-1690) op die de schorseneer als groente hebben beschreven. Uijlkens stelt dat de eerste beschrijving van schorseneer als moesgroente uit 1616 dateert en wel in de eerste uitgave van Le Jardinier Français. En: “In 1770 werd de Schorseneer bijna in geheel midden-Europa verbouwd […]” Dat jaartal wordt ook in [23] vermeld. Omdat de schorseneer een mooiere opbrengst heeft dan de haverwortel, verdreef de schorseneer die laatste langzaam uit de keuken.

Uit: Den Nederlandtsen Hovenier (1670)

Jan van der Groen zegt in Den Nederlandtsen Hovenier (1670) dat schorseneren voornamelijk in Brabant worden geteeld en gegeten. Maar het zaad komt uit Spanje. En de bloemkleur verwart Van der Groen met dat van de haverwortel/boksbaard. De laatste is blauw-paarsig, de schorseneer heeft gele bloemen.

Steven Blankaart noemt in zijn ‘Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden’ (1698) het gewas Scorzonera, Adder-kruid, Slange-kruid. Hij noemt het een soort Boxbaart, die overigens niet in het boek wordt beschreven. De schorseneer heeft bij Blankaart wel een gele bloem. De haverwortel is al langer bekend (als groente). maar vervult misschien geen heilzame rol. Over schorseneer:
“De wortel werd alleen gebruikt; is sagt en doordringend van deeltjes, sy maakt een sagte uitwaseming in alle heete en quaadaardige koorsen, maselen, pokjes, en broeijingen des bloeds. Hier van is best het kooksel gebruikt, ofte klein gestampt en in ‘t bier voor de kinderen gehangen. Sy werd mede geconfyt, maar is van weinig voordeel.”

De Candolle en de zoete schorseneren

De Candolle [6] schrijft dat de andere naam voor schorseneer Spaanse salsifis is, omdat het op de haverwortel lijkt. Hij meent dat de schorseneer honderd of honderdvijftig jaar in cultuur is gebracht. Dan hebben we het over 1735 – 1785. “Botanici uit de zestiende eeuw beschrijven de schorseneer als een wilde plant, die af en toe in een botanische tuin staat.” Dat komt onzes inziens niet overeen met wat Jan van der Groen schreef.

Er bestaat in Sicilië een S. deliciosa, die in 1825 door Gionanni Gussone is geregistreerd. Deze plant heeft een zeer zoete wortel die, in Palermo, bij de bereiding van bonbons wordt gebruikt [6]. De bloemen zijn purper [11]. Deze soort wordt niet vaak genoemd, maar wel in een onderzoek naar de vegetatie in het natuurgebied Capo Rama, nabij Palermo op Sicilië. De lokale naam is Scorzonera zuccherina. De plant zou ook in Calabrië voorkomen [7]. Tegenwoordig luidt de naam Pseudopodospermum undulatum, met S. deliciosa als synoniem.

Uit: Beschryving van de Moes- en Keuken-Tuin (1769)

Johann Hermann Knoop zegt in zijn Beschryving van de Moes- en Keuken-Tuin (1769) dat er veel soorten schorseneer zijn en dat er voor de moestuin twee relevant zijn: de Spaanse en de Duitse. De Spaanse is in elk geval S. hispanica. De Duitse – vermoedelijk S. germanica, zoals vermeld in [12] -, groeit volgens hem in “Hoog-duitschland, Bogemen, Ongarien en elders meer, op graisige bergagtighe plaatzen.” Zoals Dodoens ook schreef. Knoop zegt: “Men cultiveert hoofdzakelyk de eerste zoort by ons in welgestelde Moes-Tuinen, schoon de tweede niet minder van smaak en deugt is.” Voor de teelt verwijst hij naar de Salsifie (haverwortel) en bij huishoudelijk gebruik ook naar de cichorey-wortels. En hij besteedt aandacht aan het bewaren door middel van konfijten.

T.F. Uijlkens behandelt in zijn Groot Warmoeziers Handboek (1855) behandelt de historie en de teelt en vermeldt twee variëteiten S. hispanica en achttien andere soorten, waaronder de S. deliciosa uitgebreider.

Trivia

Schorseneren worden ook gebruikt als voedsel voor de zijderupsen, en met name daar waar moerbeibomen het niet goed doen omdat deze niet volkomen winterhard zijn.

De zonnekoning Lodelijk XIV zou gek op schorseneren zijn geweest. Hij liet ze groot telen om zo zijn disgenoten met hun verdorven magen weer een beetje gezondheid te brengen.

Nederland

Vanaf pakweg de zeventiende eeuw en de Tweede Wereldoorlog waren schorseneren een vrij courante groente. Maar de bewerkelijkheid ervan – hetgeen overigens maar zeer betrekkelijk is – paste kennelijk niet in ons nieuwe, snelle, na-oorlogse leven. Vandaar dat het thans valt in de categorie vergeten groente. Niettemin zijn Frankrijk, België en Nederland de grootste producenten van schorseneren.

Opbrengst per jaar in Nederland in miljoenen kg en hectares – 2022 13,1 miljoen kg op 583 hectare, bron: CBS

Heilzaam

Schorseneer is geen tegengif voor adderbeten gebleken maar wordt wel heel veel andere heilzame eigenschappen toegedicht. Het “opent verstoppingen; is dienstig tegens de Lever, ’t hart, de borst en het hoofd. Ze is Zweetdryvend wederstaat het vergift en het rotten, en is goed tegens de Pest, heete Koorts, Pokken en Maselen, duiselingen, vallende Ziekte, Melancholie, enz. Als het Sap daarvan in de oogen gedroppled wordt, verstrekt het de zwakheid van het Gezigt.” [16]

Culpepper geeft in zijn Complete Herbal (1835) een recept voor een siroop (Syrupus Melissophylli), waarin onder andere schorseneer. “Het is een uitstekende kruidendrank die het hart, de borst en de maag versterkt, melancholie tegengaat, de geest stimuleert, met succes wordt gegeven bij koorts, het geheugen versterkt en kwijnende gevoelens verlicht. Je kunt er een lepel per keer van nemen.”

Schorseneren bevatten inuline en zijn daarom geschikt voor diabetici en door het hoge gehalte slijmstoffen ook geschikt voor hen met een zwakke maag [24].

Culinair

“[….} worden in de keuken met zout, boter en kruiden, in de herfst-, wijn- en wintermaand, tot een aangenaam en gezond gerecht bereid, dat een uitstekende voeding is voor lichaam en geest.”- uit: Theatrum Botanicum 1696

Vermoedelijk staat het eerste recept met schorseneren in Theatrum Botanicum van Theodor Zwinger II. Dan is het 1696 – dus al wat eerder werden schorseneren op deze manier bereid. Het eerste Nederlandse recept is uit 1769, van de (anonieme) Utrechtse keukenmeid [30]. In Aaltje (1831) staat een recept voor groene erwtensoep waarin ook schorseneren gaan [30]. In het Franstalige kookboek ‘La Cuisinière de la Campagne et de la Ville’ uit 1851, staat een paragraaf ‘Salsifis et Scorsonère‘ met een stuk of zes recepten. Ze zijn uitwisselbaar in de receptuur. maar de schorseneer geniet de voorkeur: “[…] elles sont plus tendres et préféarbles‘.

In tegenstelling tot de reputatie is de schorseneer lekker en makkelijk te verwerken. De smaak heeft wat weg van die van de asperge, vandaar de bijnaam ‘armeluis asperge’. Maar de schorseneer is zeker geen inferieure groente. Schorseneren kunnen tot puree of soep worden gemaakt, in risotto worden verwerkt, gekookt, gestoomd en gebakken. Koud of warm worden gegeten. Het was een tijdje mode in de betere restaurants om ongeschilde schorseneren in de lengte in dunne plakken te snijden en deze te frituren. Kan ook.

Geroosterde schorseneren zijn een koffievervanger, op de zelfde manier als chicorei. Jong blad kan in de sla worden verwerkt.

Schillen

Een bijnaam van de schorseneer is ‘keukenmeidenverdriet’. De wortels scheiden bij het schillen een kleverige melk af. Als de keukenmeiden de wortelstokken schilden bleef zwarte aarde aan hun vingers plakken. En het kan dagen duren eer dat weer weggewassen of -gesleten is. Tot hun verdriet konden ze dan niet fatsoenlijk uitgaan.

Sommigen zeggen: Kook de schorseneren eerst 10 minuten, dan laat de schil makkelijk los. Oftewel: dan pelt u ze. Mijn ervaring is dat je de ene schorseneer breekt of plat knijpt, terwijl de andere nog vrij stevig is.

Geschilde of beschadigde schorseneren kleuren ter plaatse vrij snel rood en dan bruin. Om ze blank te houden moeten ze in aangezuurd water worden bewaard. Voor ons is de allermakkelijkste manier van het schillen van schorseneren het onder-water-schillen:

  • Maak de gootsteen schoon;
  • Vul deze met water en doe er rijkelijk citroensap of azijn in;
  • Vul meteen ook een pan met water en citroensap;
  • Schrap de schorseneren onder water met een dunschiller.
  • Leg ze daarna in de pan.

Schone handen. Witte schorseneren. Hoezo keukenmeidenverdriet?

Kooktijd

De kooktijd wordt vaak te lang wordt aangegeven. Voor verse schorseneren uit de moestuin is tien minuten koken wel het maximum. Doe ze in volgorde van dikte in het water: de dikke eerst, een minuut of zo later de iets minder dikke. Drie groepen is okay. En check na een minuut of zeven door er met een vork in te prikken.

Bewaren

Omdat schorseneren in principe winterhard zijn, kunnen ze op het veld overwinteren en geoogst worden als het weer geschikt is. Uit de grond kunnen ze op een koele, ietwat vochtige plek ze een maand of vier worden bewaard. Of in kisten met wat zand in de kelder. Maar het beste blijft toch wel gewoon de grond, buiten.

Voedingswaarde

Gekookt, zonder zout en uitgelekt. Per 100 gram:

calorieën68 kcal
water81 gr – 78,6
eiwitten (proteïne)2,73 gr – 1,39
vet (lipiden)0,17 gr – 0,43
koolhydraten15,4 gr – 1,63
voedingsvezel3,1 gr – 17,0
suikers2,9 gr (inuline)
disacharidendie, als ze er zijn, vormen een onderdeel van de koolhydraten
mineralennatrium 16 mg; kalium 283 mg; calcium 47 mg; magnesium 18 mg; fosfor 56 mg; ijzer 0,55 mg; koper 70 µg; zink 300 µg, mangaan 210 µg; selenium 0,6 µg;
Vitaminen: 
Retinol (A)0
Beta caroteen0 µg – 20
thiamine (B1)56 µg
riboflavine (B2)173 µg
niacine (B3)392 µg – 350
pantotheenzuur (B5)276 µg
vitamine B6218 µg
folaten (totaal – B11/ B9)15 µg
choline25,9 mg
cobolamines (B12)0
ascorbinezuur (C)4,6 mg – 4
Vitamine D0
vitamine E (alfa-tocopherol)190 µg
Vitamin K (phylloquinone)300 µg
Aminozuren 
Lipiden: 
Verzadigde vetten41 mg
Enkelvoudig onverzadigd3 mg
Meervoudig onverzadigd74 mg
Cholesterol0
Uit [25] met erachter gegevens van Souci/Fachmann/Kraut – de ene schorseneer is de andere niet, gekookt of ongekookt.

Nul is een waarde, leeg is onbekend

Teelt van schorseneren

Schorseneren
Uit: Dictionnaire Vilmorin des Plantes Potagères, 1946
ZaaienVroeg: eind maart, begin april
Sommigen zaaien in december op bevroren grond en met wat aarde afdekken. De zaden kiemen als de bodem ontdooit is. Deze werkwijze geeft een drie weken voorsprong. Het risico is dat de zaden zijn gekiemd en er dan weer een vorstperiode komt.
UitplantenNiet. Als je schorseneren verspeent, beschadig je de wortels. Hooguit uitdunnen (op 8 – 10 cm), als je de zaden niet op die afstand hebt gelegd.
OogstDe oogst begint in oktober en kan lang doorgaan. Bij het oogsten mogen de wortels niet gebroken worden, anders lekt de latex eruit en verliest de wortel te veel vocht. Trek ze niet uit de grond. Het makkelijkst is vlak naast de rij een greppeltje te graven en dan kan je de schorseneer dieper pakken, makkelijk bewegen en lostrekken.

Plantafstand: 5 cm in de rij op 1-2 cm diepte (uitdunnen op 10 cm); 30 cm tussen de rijen.

Water: normaal, regelmatig

Bemesting: Weinig tot geen compost of mest. (Er wordt wel gezegd: tweejarige paardenmest. In ons wisselteeltsysteem volgen de wortelgewassen de vruchtgewassen en die hebben een stoot varkens- en/of paardenmest gekregen.) Wel kali, want dat bevordert wortelgroei. Zie houtas. En ze hebben behoefte aan fosfaten. In een gezonde aarde met mycorrhiza is dat vanzelf geregeld. Mooie compost heeft ook voldoende fosfaat. Fosfaat stimuleert vooral het begin van de wortelontwikkeling.

Bodem & standplaats

Schone, goede lichte humusrijke zandgrond is ideaal. Zo min mogelijk stenen en kiezels erin. Dat, en ook zwaardere grond, veroorzaakt vertakkingen. De ideale zuurgraad schommelt heeft een pH 5,7 – 6,0. Bij een te lage pH (lees: te zure grond) ontstaan vertakte wortels en ruwe schors. Lees hier meer over de zuurgraad. Teel geen schorseneer als de pH < 5,0 (dus erg zuur). Strooi geen of zo weinig mogelijk kalk (tenzij de grond natuurlijk onzettend zuur is).

Maak de grond tot op 30 cm of meer goed los en loop er niet meer op. Dan krijgt u mooie lange wortels.

Rassen

schorseneren
schorseneren

Oude rassen kunnen gevoelig zijn voor de condities van grond en vocht en daardoor al in het eerste jaar in bloei gaan (schieten).

  • Verbeterde Reuzen Nietschieters: een variëteit voortgekomen uit, uhm, Nietschieters
  • Lange Jan (= Enorma): 80 dagen, winterhard tot -10 C, behoorlijk resistent
  • Duplex: zeer winterhard, 80 dagen, schietbestendig, populair bij moestuiniers in Duitsland),
  • Hoffmann’s Schwarzer Pfahl (= Schwarzer Pfahl): een selectie van Hans Hoffmann uit 1954, winterhard tot -20 C, stompe wortel, vorkt niet
  • Triplex
  • Westlandia (Flandria)
  • Torpedo
  • (Zwarte) Russische Reuzen: 120 dagen, zeer winterhard
  • Deense Reuzen
  • Meres: vrij nieuw, goed bestand tegen echte meeldauw.

Zaadteelt

Bewaar enkele van de mooiste wortels en plant ze begin november apart op 30 cm van elkaar. De plant wordt tot 125 cm hoog. Hou daar rekening mee. In juni en juli bloeit de schorseneer geel. De bloemen openen bij zonsopgang en sluiten rond de middag. Zelf- en kruisbestuiving komen voor. De gepluisde zaden rijpen ongelijkmatig, dus je moet regelmatig oogsten. Omdat de schorseneer een vaste plant is, kun je er ook de volgende jaren van oogsten! Zwakke planten geven zwak zaad, dus controleer of de zaden mooi volvormd zijn.

Ziekten en belagers

Weinig last van. Echte meeldauw (Erysiphe cichoracearum) en witte roest (Albugo tragopogonis) zijn twee schimmelziekten die wel eens voorkomen. De eerste kan weinig kwaad, de tweede komt vooral in koude natte zomers voor en kenmerkt zich door kleine glanzende pluisjes of blaasjes (gevuld met geel poeder) aan de onderkant van het blad. Deze schimmel kan erger zijn, zodat vrijwel al het blad afsterft. En verder Alternaria-bladvlekkenziekte en valse meeldauw zijn ook belangrijk. Schade veroorzaakt door wortelknobbelaaltjes, regenwormen en wortelluizen komt ook minder vaak voor.
Wij hebben in al die jaren nog nooit last gehad van schimmelziekten en andere plagen op schorseneren.

Literatuur: [1] Food Plants of the World; [2] Handboek Ecologisch Tuinieren; [3] Planten voor Dagelijks Gebruik; [4] Groente & Fruit Encyclopedie; [5] Wikipedia NL/FR/EN/DE 12-2007 – 02-2024; [6] Origine des plantes cultivées, Alphonse De Candolle, 1883; [7] Studio floristico, vegetazionale e cartografico dell’area della riserva naturale orentata Capo Rama (Terasini, Palermo), 2009; [8] Lebensmittellexikon.de; [9] Botanical and floristic composition of the Historical Herbarium of Leonhard Rauwolf collected in the Near East (1573-1575), 2018, Abdolbaset Ghorbani, Tinde van Andel e.v.a.; [10] Les Plantes Potagères et la Culture Maraichère (1893); [11] Les plantes alimentaires chez tous les peuples et à travers – histoire, utilisation, Culture, phanérogames lègumières, Tome 1, D. Bois (1927) ; [12] Histoire des légumes (1912), Georges Gibault; [13] Altdeutsche Gartenflora, Nutzpflanzen des deutschen Mittelalters (1894), [14] Systematische Lijst van Planten, dr. H. van Hall (1871); [15] Orticultura (1892), Ulrico Hoepli; [16] Nieuw en volkomen van konsten en weetenschappen (1777); [17] Plantarum Horti Eystaettensis (1618); [18] Teelt van Schorseneren, Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de Vollegrond, 1991; [19] Teelthandleiding Schorseneren, Stichting TOG, 2019; [20] Histoire de Légumes, Michel Pirat, INRA 2015; [21] Les Plantes Potagères, Vilmorin, 1863; [22] Dictionnaire Vilmorin des Plantes Potagères, 1946; [23] Haferwurzel und Feuerbohne, Bartha-Pichler & Zuber, 2002; [24] Nutzpflanzen, 8. Auflage, 2012; [25] USDA National Nutrient Database for Standard Reference; [26] Cornucopia; [27] Das Lexikon der alten Gemüsesorten, 2014; [28] Sturtevant’s Edible Plants of the World; [29] Das große Biogarten-Buch; [30] Kleine Geschiedenis van de Nederlandse Keuken, Jacques Meerman, 2015

Plaats een reactie