Vakantie in Frankrijk: De Zelftemmer, cassoulet en citre

De laatste twee weken van september 2018 verbleven wij in het zuiden van Frankrijk. Dit is geen uitgebreid reisverslag, alleen wat bijzonderheden en vooraf kan je wel stellen dat toeval niet bestaat, maar is dat zo?


In het spoor van Will of Edwin

Uitgezonderd de laatste week van juli 2017 in de Morvan, was het lang geleden dat we Frankrijk als vakantiebestemming kozen. Het zou chambre d’hôtes (bed & breakfast, logies met ontbijt) worden, want onze Nissan pick-up had het begeven en dan heb je weinig aan een afzet-/opzetunit.
Mrs M zou de eerste locatie zoeken en daarna zouden we wel zien.

Will Jansen had op drie september het boek “De zelftemmer of de kok die mensen aardig kookte” uitgebracht. Het verhaal van chef-kok Edwin Egging die een tobberig bestaan leidt, aan de drank is enzovoorts. Tweemaal weduwnaar, sterrenkok, en dan treft hij eindelijk Marja, de vrouw van zijn leven – het meisje waarop hij in zijn kinderjaren verliefd was geworden. Edwin is blij en wil ook de gasten blij maken. Hij gaat voor eerlijk eten, niets van dat gedoe met schuimpjes, liflafjes en andere verschijnselen van de hautste cuisine. Nee, blij koken en de mensen aardig maken.
Meer zeggen we er niet over dit boek. Dit is geen recensie, het gaat nu over toeval.

We kennen Will redelijk goed, maar dat is van de laatste pakweg tien jaar.
“Het is 50% autobiografisch,” mailde hij. Fijn, maar we realiseren ons dat we eigenlijk maar weinig weten over Will’s verleden tijd. Okay, ooit had hij een kroeg in Utrecht, maar verder?


Mrs. M riep vanachter de keukentafel dat ze een eerste logeeradres had geboekt: “Iets heel moois! In Saint Maurice d’Ibie. Ardèche.”
Een uurtje later pakte ik mijn e-boek om verder te lezen in De Zelftemmer. De eerste zin van Hoofdstuk 12 luidde: ‘In zijn interbellum, de tijd tussen zijn twee huwelijken door, reisde Edwin regelmatig af naar een plaatsje in de Ardèche, St. Maurice d’Ibie.’
Toeval? Of stuurt een hogere macht ons naar de sporen van Will? Ik mailde hem.
“Ja, die plaats bestaat weldegelijk, maar niet zoals ik dat in het boek schrijf. Dat is een weergave van Alba la Romaine, een eindje verderop. Ik heb in Maurice wel erg lekker gegeten in een restaurantje. Een eindje verder stond de dorpsoven,” schreef hij.


We hebben Alba la Romaine bezocht en denken te weten wat Will bedoelde. Er zat die middag een oudere, stevige Nederlands-sprekende vrouw op het terras onder de platanen. Ze zei dat ze blij was dat het toeristenseizoen over was. Zou zij ook bij de 50% van Will’s verleden hebben gehoord?
Eigenlijk lag onze chambre d’hôtes diep weg, achter in de plooien van het gebergte achter het gehucht Les Salèlles. Tien minuten rijden over een gedeeltelijk verharde weg door de natuur.
Les Salèlles behoort tot Saint Maurice.
In hetzelfde hoofdstuk schrijft Will: ”Nog voor ze zich in het huisje installeerden, dronken ze eerst een paar biertjes in Bar Les Salelles.’ En wat verderop: ‘Ze verlieten als uitgelaten schooljongens het etablissement. Buiten gekomen stonden ze op het met oude huizen ommuurde parkeerplein van Les Salelles.’
Wij hebben redelijk goed gegeten in Au Levant in Saint Maurice. Dat restaurant zal Will wel hebben bedoeld. Doch we kwamen vaker bij L’Auberge des Salèlles. Vermoedelijk voorheen Bar Les Salèlles, want meer is er niet in dit gehucht. De auberge wordt nu gedreven werd door een Fransman van een jaar of vijfendertig. Achter de auberge was het parkeerplein. En daarachter de dorpsoven.

Kip met kastanjes bij Au Levant
Dorpsoven Les Salèlles

Geheel indachtig de boodschap van De Zelftemmer was het bij de auberge eerlijk, eenvoudig en goed eten met producten uit de naaste omgeving. Daar werden we blij van. Bij Au Levant in Saint Maurice was het een paar gastronomische treden hoger, en dus duurder, maar de kip die Mrs. M kreeg bleek een stuk droog filet. Er hoorde tamme kastanjes bij te zijn, maar de smaak ervan was amper in de saus terug te vinden. Kijk, daar word je nu niet blij van.

We hebben genoten van de prachtige chambre d’hôtes Laulagnar van Arnaud en Brigitte. Ontbijt bij zonsopkomst, zonsondergang met een glas wijn op het terras dat in de vallei, tot ver tussen de bergen uitzicht bood. En een oorverdovende stilte. We bleven er langer dan gepland.


Cassoulet in Castelnaudery

We verbleven drie dagen in L’Ermitage de Saint Ferréol. Een gehucht aan de oostkant van het Bassin de Saint-Ferréol met de plaats Saint Ferréol aan de westkant. Aardig, niet spannend en we begrijpen dat toutes Toulouse op mooie zon- en feestdagen hierheen trekt. Dat beperkte de gastronomische mogelijkheden; er waren veel gelegenheden met vette, snelle happen. Restaurant Le 20 vormde de prettige uitzondering. We hebben er heerlijk en spannend gegeten, zoals een dessert met rode biet.


Menig kampeerder heeft in een Franse supermarkt wel eens een pot of blik cassoulet gekocht en opgewarmd. We bezochten Castelnaudary,niet ver ven Saint Ferréol. Castelnaudery is een weinig bijzonder stadje in de richting van Toulouse, ware het niet dat dit de geboorteplaats van de cassoulet is. Aldus de legende. Restaurants, slagerijen en delicatessenwinkels bieden allemaal cassoulet.


Prosper Montagné, chef en kookboekenschrijver (ook de Larousse Gastronomique), zegt dat cassoulet in Castelnaudery is ontstaan tijdens de honderdjarige oorlog (1337-1453). De stad werd belegerd door de Engelsen en de hongerige inwoners gooiden van alles in een grote stoofpot. De strijders kwamen op krachten en ontzetten de stad. Noem het een soort Leidse hutspot.
Maar de bonen kwamen in de zestiende eeuw naar Europa nadat ze in Zuid-Amerika waren ontdekt. Waarschijnlijker is dat het mungbonen waren die in de stoofpot zaten.
Het is net als met de Leidse hutspot. Daar worden aardappels in gedaan. Ook dat klopt niet, want de aardappel werd pas in de 19e eeuw gemeengoed. Echte hutspot is met pastinaak en wortel.

Wij aten een heerlijke cassoulet met kleine witte bonen, eendenpootje, blokje varkensstoof en Toulose-worstje, bij Le Cassoulet Gourmand aan de Quay du Port langs het Canal du Midi.


Citre bij Le Mas Moineau

We willen Le Mas Moineau in Saint Pierre de Mézoargues niet onvermeld laten. Daar, in de Provence, heet een boerderij een mas. Achter de boerderij van Corinne Moineau staat een alleraardigst onderkomen. Het ligt in de Rhone-delta. Het is daar de Betuwe van Zuid-Frankrijk, zoveel fruitbomen als er staan. Le Mas Moineau ligt bijzonder centraal ten opzichte van natuur (Camargue en Alpilles) en bekende plaatsen als Arles, Saint Remy, Avigon en zelfs de zuidelijke Ardèche. En nog veel meer. Het was er zo fijn, dat we van onze drie dagen een week maakten.

Le Mas Moineau, voorzijde
Citre als een bom in de tuin. Zeker 40 cm lang en 25 cm diameter

Bij Corinne genoten we van jam van citre – vaker gigérine genoemd (afgeleid van Gigéri, de oude naam van de huidige stad Jijel in Algerije) of méréville.
Citrullus caffer of Citrullus lanatus var. citroides is een meloenachtige vrucht – nauw verwant aan de bekende watermeloen – die in de Provence wordt geteeld. Maar zijn oorsprong in zuidelijk Afrika heeft. De Kalahari zou er vol mee liggen.
In Nederlandse tekst, voor zover die er over deze vrucht te vinden is, lezen we witte watermeloen of citroenmeloen. Citre is niet rauw te eten, maar wel geschikt voor verrukkelijke jam. Één vrucht maakt wel honderd potten marmelade, zo groot is ze. En Corinne geeft die bij het ontbijt. Jam, jam, jam.
We hebben van haar zaden gekregen. Ze waarschuwt dat de plant een lange groeitijd heeft en van warmte houdt. We moeten in februari, binnen met telen en hem ’s zomers in de kas houden.

Plaats een reactie